Source text - English
Generally speaking, we construct for endurance, the Japanese for impermanency. Few things for common use are made in Japan with a view to durability.
The straw sandals worn out and replaced at each stage of a journey, the robe consisting of a few simple widths loosely stitched together for wearing, and unstitched again for washing, the fresh chopsticks served to each new guest at a hotel, the light shoji frames serving at once for windows and walls, and repapered twice a year; the mattings renewed every autumn,—all these are but random examples of countless small things in daily life that illustrate the national contentment with impermanency.
What is the story of a common Japanese dwelling? Leaving my home in the morning, I observe, as I pass the corner of the next street crossing mine, some men setting up bamboo poles on a vacant lot there. Returning after five hours' absence, I find on the same lot the skeleton of a two-story house.
Next forenoon I see that the walls are nearly finished already,—mud and wattles. By sundown the roof has been completely tiled. On the following morning I observe that the mattings have been put down, and the inside plastering has been finished. In five days the house is completed. This, of course, is a cheap building; a fine one would take much longer to put up and finish. But Japanese cities are for the most part composed of such common buildings. They are as cheap as they are simple.
I cannot now remember where I first met with the observation that the curve of the Chinese roof might preserve the memory of the nomad tent. The idea haunted me long after I had ungratefully forgotten the book in which I found it; and when I first saw, in Izumo, the singular structure of the old Shinto temples, with queer cross-projections at their gable-ends and upon their roof-ridges, the suggestion of the forgotten essayist about the possible origin of much less ancient forms returned to me with great force.
But there is much in Japan besides primitive architectural traditions to indicate a nomadic ancestry for the race. Always and everywhere there is a total absence of what we would call solidity; and the characteristics of impermanence seem to mark almost everything in the exterior life of the people, except, indeed, the immemorial costume of the peasant and the shape of the implements of his toil.
Not to dwell upon the fact that even during the comparatively brief period of her written history Japan has had more than sixty capitals, of which the greater number have completely disappeared, it may be broadly stated that every Japanese city is rebuilt within the time of a generation. Some temples and a few colossal fortresses offer exceptions; but, as a general rule, the Japanese city changes its substance, if not its form, in the lifetime of a man. Fires, earth-quakes, and many other causes partly account for this; the chief reason, however, is that houses are not built to last.
The common people have no ancestral homes. The dearest spot to all is, not the place of birth, but the place of burial; and there is little that is permanent save the resting-places of the dead and the sites of the ancient shrines.
The land itself is a land of impermanence. Rivers shift their courses, coasts their outline, plains their level; volcanic peaks heighten or crumble; valleys are blocked by lava-floods or landslides; lakes appear and disappear.
Even the matchless shape of Fuji, that snowy miracle which has been the inspiration of artists for centuries, is said to have been slightly changed since my advent to the country; and not a few other mountains have in the same short time taken totally new forms. Only the general lines of the land, the general aspects of its nature, the general character of the seasons, remain fixed.
Even the very beauty of the landscapes is largely illusive,—a beauty of shifting colors and moving mists. Only he to whom those landscapes are familiar can know how their mountain vapors make mockery of real changes which have been, and ghostly predictions of other changes yet to be, in the history of the archipelago.
Source: Kokoro: Hints and Echoes of Japanese Inner Life by Lafcadio Hearn | Translation - Dutch
In het algemeen bouwen wij voor de lange termijn en de Japanners voor de vergankelijkheid. In Japan worden maar weinig gebruiksvoorwerpen gemaakt met duurzaamheid in het achterhoofd.
De versleten strosandalen worden bij elke halteplaats van een reis vervangen; de mantel, bestaand uit een paar eenvoudige banen stof die voor de dracht losjes aaneen genaaid worden en voor een wasbeurt weer losgehaald worden; de nog ongebruikte eetstokjes die elke nieuwe gast in een hotel krijgt aangeboden; de lichte shoji-schermen die tegelijkertijd dienstdoen als raam en muur en tweemaal per jaar opnieuw met papier beplakt worden; het matwerk dat iedere herfst vernieuwd wordt – het zijn stuk voor stuk slechts willekeurige voorbeelden van de talrijke kleine dingen in het dagelijks leven die de nationale voldoening met het vergankelijke laten zien.
Wat is het verhaal achter een alledaags Japans onderkomen? Als ik 's ochtends de deur uitga en de kruising met de volgende straat passeer, zie ik een aantal mannen die bezig zijn met het plaatsen van bamboestokken op een lege kavel. Als ik na een periode van vijf uur afwezigheid terugkom, tref ik op dezelfde plaats het geraamte aan van een huis met twee verdiepingen.
De volgende ochtend zie ik dat de muren al bijna gereed zijn – modder en teenwerk. Tegen zonsondergang is het dak geheel met pannen bedekt. De volgende morgen zie ik dat het matwerk is aangebracht en dat het pleisterwerk aan de binnenkant af is. Binnen vijf dagen is het huis voltooid. Dit is uiteraard een goedkoop gebouw; de bouw en voltooiing van een smaakvol pand zou veel meer tijd vergen. Maar Japanse steden bestaan voor het overgrote deel uit dergelijke onopvallende gebouwen Ze zijn even goedkoop als eenvoudig.
Ik kan me niet meer herinneren wanneer ik voor het eerst de opmerking tegenkwam dat de ronding van het Chinese dak wellicht de herinnering aan de nomadentent in zich draagt. Deze gedachte bleef me bij toen ik het boek waarin ik haar had gevonden al jammerlijk vergeten was. Toen ik in Izumo voor het eerst de bijzondere bouw van de oude Shinto-tempels zag, met zonderlinge kruisvormige uitsteeksels bij de gevelpunten en daknokken, kwam de opmerking van de vergeten essayist over de mogelijke herkomst van veel jongere bouwwerken weer met volle kracht bij mij binnen.
Behalve de oorspronkelijke bouwkundige tradities is er meer in Japan dat wijst op een nomadische oorsprong van dit volk. Er is altijd en overal een volkomen gebrek aan wat wij robuustheid zouden noemen. De kenmerken van vergankelijkheid lijken hun stempel te hebben gedrukt op vrijwel alles in het uitwendig leven van de mensen, behalve dan op de oeroude kledij van de boer en de vorm van zijn werktuigen.
Zonder uit te wijden over het feit dat zelfs tijdens de relatief korte periode van zijn gedocumenteerde geschiedenis Japan meer dan zestig hoofdsteden heeft gekend, waarvan een groot aantal geheel verdwenen zijn, kan ruwweg worden gezegd dat iedere Japanse stad binnen een generatie wordt herbouwd. Enkele tempels en een paar reusachtige vestingen vormen een uitzondering, maar in de regel verandert een Japanse stad in de tijdspanne van een mensenleven van karakter, zo niet van gedaante. Branden, aardbevingen en tal van andere oorzaken zijn daar ten dele debet aan. De voornaamste reden, echter, is dat de huizen niet gebouwd zijn om lang mee te gaan.
De gewone man heeft geen ouderlijk huis. De dierbaarste plaats van een ieder is niet het geboortehuis maar de begraafplaats. Er is weinig van blijvende aard, behalve de rustplaatsen van de doden en de grond waarop de oeroude schrijnen staan.
Het land zelf heeft ook een tijdelijk karakter. Rivieren verleggen hun loop, kusten hun lijnen, vlaktes hun hoogte; vulkanische toppen rijzen op of verkruimelen; valleien worden versperd door lavastromen of aardverschuivingen; meren verschijnen en verdwijnen.
Zelfs over de weergaloze vorm van Fuji, dat besneeuwde wonder dat kunstenaars al eeuwenlang inspireert, wordt gezegd dat die enigszins gewijzigd is sinds mijn komst naar dit land. Verscheidene andere bergen hebben in die korte periode een geheel nieuwe gedaante aangenomen. Slechts de algemene trekken van het land, de generieke aspecten van zijn natuur, de algemene aard van de seizoenen staan vast.
Zelfs de landschappelijke schoonheid is grotendeels bedrieglijk – een pracht van verschuivende kleuren en bewegende sluiers. Alleen wie vertrouwd is met die landschappen weet dat de bergnevels een loopje nemen met veranderingen die zich daadwerkelijk hebben voltrokken in de geschiedenis van de archipel en schimmige voorspellingen doen over veranderingen die nog in de toekomst liggen.
Vertaling: Mark van de Velde
|